Zolangzamerhand lijkt er een eind te komen aan de sociale strijd die tot doel had de arbeider te “verheffen”. De PvdA trekt steeds minder kiezers en het profiel van de VARA is steeds minder herkenbaar. Toch hebben ze een belangrijke rol gespeeld in een strijd die niet kan en mag worden weggestopt. In Recht voor Allen, het blad van Domelea Nieuwenhuis, van 24 mei 1889 kwam ik het volgende bericht tegen: “Te Leeuwarden vertelde onlangs een knaapje van 15 jaar, dat het paard van de trekschuit jaagt of drijft, dat hij 3 dagen en 2 nachten aan één stuk in touw was geweest. Op de vraag of hij altijd met hetzelfde paard had gejaagd, antwoordde hij: nee, meheer, dat kenne ze niet volhouden. Inderdaad zo is het! Kostte zo’n paard geen 70, 80 of 100 gulden, de eigenaar zou zo’n beest niet ontzien, maar eveneens afjakkeren als dat knaapje, waaraan niet gevraagd werd of hij het kon uithouden. Opmerkelijk was het, dat het ventje zijn patroon – de man woont in Dokkum maar zijn naam is ons ontgaan – prees als een beste baas voor zijn volk. Als dat een beste is, hoe moet dan wel een slechte zijn? Misschien kan de christelijke werkgever Oppedijk ons hierop antwoorden.”