Als er vòòr 1964 over De Falom werd gesproken trad er nog wel eens verwarring op. Er was een Falom onder Akkerwoude, Murmerwoude, Dantumawoude en Wouterswoude. Over welk Falom werd gesproken? In 1964 zijn deze gebieden bij elkaar gevoegd en is De Falom een nieuw en zelfstandig dorp geworden.
Het gebied dat onder Dantumawoude viel bestond uit een groot pakket hoogveen en moet gelokaliseerd worden ten oosten van de Haadwei, ten zuiden van de Dwersloanne, ten noorden van de Falomsterfeart en ten westen van het moerasgebied rond De Zwemmer. (Zie het kaartje). Het veen kwam waarschijnlijk rond 1600 “aan snee”. Het gebied dat onder Akkerwoude viel (westelijk van de Haadwei en noordelijk van de Falomsterfeart) kwam vanaf de tweede helft van de achttiende eeuw in ontwikkeling. De veengraverij onder Dantumawoude was toen al afgerond.
Voor er veen gestoken werd moest de waterhuishouding worden onderzocht. Dit leidde er toe dat de Falomster-feart precies op het grensvlak van het veen en het kei-leem is gegraven. Daarna werd het gebied in rechtop-strekkende percelen verdeeld met een breedte van 80 tot 100 meter. Door hiertussen zestig centimeter diepe greppels te graven werd het gebied in akkers verdeeld. De greppels en de Falomsterfeart vervulden een belang-rijke functie in de afwatering en bij het afvoeren (per schip) van de turf.Nadat de afwatering geregeld was werd enige jaren gewacht met het winnen van het “zwarte goud”. De exploitanten gingen in de hoogveengebieden zorgvuldig om met de delfstof. Door tijd in te ruimen kon het veen ontwateren waardoor het meer waarde kreeg. Het gebied werd tot de afgraving amper gebruikt maar kon, na het afgraven, meerwaarde krijgen door de creatie van een nieuwe bovenlaag waardoor een redelijk landbouwgebied ontstond. Hierin verschilt het hoogveen van het laagveen. Als de verveners uit de laatstgenoemde gebieden verdwenen bleven er vaak alleen maar “waardeloze” plassen over.
Om goed in het hoogveengebied te kunnen werken werden er wijken (slootjes/opvaarten) gegraven die gebruikt werden om de turf per schuit af te voeren. Het gebied waar de turf gestoken werd was een splitting. Elk jaar werd de wijk iets langer en werd het bovenliggende zand gedumpt in de splitting die het jaar ervoor gemaakt was. Het veen was afgedekt met bonkaarde die er door arbeiders werd afgehaald. Het zand en de bonkaarde werden gemengd en later verspreid over het afgegraven veen zodat die weer een vruchtbare toplaag kreeg.
Eén van de arbeiders stak het veen af dat uiteindelijk terecht kwam op het zetveld waar ze werden gestapeld in open muurtjes waardoor de turven konden drogen. Na enige bewerkingen werden de turven uiteindelijk verkocht en per schip afgevoerd. De schuiten werden over een wal “getild” met een valom.
Het schilderij van Mancadan, in mijn vorig blog besproken, lijkt enigszins op de schoolplaten die in de 20ste eeuw door Isings en Jetses zijn gemaakt want Mancadan heeft alle voorkomende en beschreven werkzaamheden verbeeld. Jammer genoeg is de kwaliteit van de afbeelding, die ik heb niet goed genoeg, om al die werkzaamheden uit te lichten. Toch een poging.
Geef een reactie