De monniken van het klooster Klaarkamp hadden, wegens economische redenen, een eigen optrekje in het huidige dorp Veenwouden, en na de Nederlandse Opstand was de zorg voor de gelovigen in handen van de Hervormde predikant van Akkerwoude. Johannes Columba die vanaf 1706 predikant is in Akkerwoude neemt in 1717 het beroep aan naar de Hervormde gemeente van Aalsum “omdat de waarneming van den dienst op de ééne combinatieplaats Veenwouden, wegens den afstand van nagenoeg twee uren, de slechte gesteldheid van den weg, die op sommige tijden van het jaar niet te passeeren was , niet te doen was”. De onvrede bij de predikanten blijft sluimeren tot 1755 als Gereformeerd Veenwouden een zelfstandige gemeente wordt. Op 24 april 1755 zal voor de eerste keer een eigen predikant worden beroepen.
De protestanten kennen een platte hiërarchie. Simpel gezegd beslist niet een paus of een synode over het reilen en zeilen in de plaatselijke gemeente maar ligt die bevoegdheid bij de gelovigen zelf. Vanaf 1511 betalen in Friesland de dorpelingen een heffing en in ruil daarvoor krijgt ieder, die een huis met minimaal 30 pondemaat grond bezit, stemrecht. Deze mensen mogen meebeslissen over bijvoorbeeld de aanstelling van een grietman, de benoeming van bijzitters en zich ook actief bemoeien met het beroepen van een predikant. Al snel is het systeem misbruikt. Rijke families weken de stemmen los van de grond en betalen de eigenerfde boeren daarvoor flinke bedragen. Enkele rijke families streven er naar om in meer dan de helft van de dorpen van een grietenij de meerderheid van stemmen te verzamelen waardoor zij het in de hele grietenij het voor het zeggen krijgen. Ze hoeven niet in een grietenij (gemeente) of dorp te wonen maar bepalen wel wie er grietman of dominee wordt. Het lijkt democratisch maar het is oligarchisch. Uiteindelijk draait het er op uit dat deze families alle lucratieve (overheids)baantjes onder hun familieleden en geestverwanten verdelen.
Op deze manier levert de familie Van Aylva in Dantumadeel enkele keren de grietman. Op het moment dat de familie geen geschikte grietman kan leveren werkte ze nauw samen met de aangetrouwde familie Von Schwartzenberg. De stinsen van de beide families stonden vlak bij elkaar, tussen Rinsumageest en Akkerwoude. De bundeling van de stemmen versterkt de machtspositie van deze families.
In 1755 dingen twee kandidaten mee voor de nieuwe predikantenplaats in Veenwouden. Phocaeus Noordbeek (1711-1776) is telg uit een predikantengeslacht. De familie komt oorspronkelijk uit de buurt van Nordhorn in Duitsland en levert veel predikanten aan de kerken in Friesland. In 1735 doet Noordbeek intrede in zijn eerste gemeente: Nijega-Elahuizen en in 1741 trouwt hij met Hiske Offringa. De grootvader van moederszijde is grietenijsecretaris in Balk. In 1743 vertrekt Noordbeek naar Oosterwierum. Johannes Folkersma (1722-1812) is de tweede kandidaat. Hij is geboren in Bolsward als zoon van een apotheker die opgroeide op Folkersma-sate onder Ternaard.
De meeste stemmers kiezen voor ds. Folkersma maar de erven van de familie Van Aylva zien meer in ds. Noordbeek. De grote vraag is welke stemmen aangemerkt mogen worden als geldig. Telt een stem, uitgebracht door iemand zonder voldoende grond, mee? Is een stem van een perceel grond met een inderhaast opgebouwd optrekje (inclusief rokende schoorsteen!) valide? Er is onrust en twijfel over welke kandidaat de meerderheid van stemmen heeft. Nadat de Classis Dokkum uitspreekt dat ds. Folkersma genoeg steun heeft zoeken de tegenstanders tevergeefs hun “recht” bij de Synode van Bolsward. Het beroep op ds. Folkersma blijft geldig! Willem Bergsma, secretaris van Oostdongeradeel staat op het punt de stemmen van de Aylva’s over te nemen. De rechtszaken zijn voor hem een testcase om uit te vinden hoeveel die stemmen waard zijn. Bovendien weet hij dan welke manoeuvres hij nog moet uithalen om de echte meerderheid in Veenwouden te krijgen.
Het hele pleidooi is terug te vinden op de website van delpher. Zelfs na de Franse Tijd mochten alleen de floreenplichtigen de predikant beroepen. Aangezien dit vaak de bovenlaag betrof die zich beter thuis voelde bij de vrijzinnigheid dan de orthodoxie kregen veel gemeenten een predikant die de massa niet wilde. Veel van de floreenplichtigen woonden bovendien niet in de gemeente zelf. Pas in de laatste helft van de 19de kregen de werkelijke “manslidmaten” het laatste woord bij het beroepingswerk. De oligarchie werd langzaam afgebroken en er werd ook stevig geknaagd aan de standenmaatschappij….In de loop van de twintigste eeuw is het recht van de “manslidmaten” in de meeste kerken uitgebreid naar de “vrouwslidmaten”.
Foto door Baykedevries – Eigen werk, CC BY-SA 3.0 nl, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=21265141
Geef een reactie