De wal keert het schip. De onzinkbare Titanic liep tijdens zijn eerste reis op een ijsberg. Napoleon waande zich onoverwinnelijk en trok in 1812 met een leger van 500.000 soldaten op naar het oosten om de Russische Beer te overweldigen. Begin december 1812 zag hij in dat zijn leger 180.000 nieuwe manschappen nodig had. 80.000 man kwamen uit de nationale gardes; 90.000 waren beschikbaar vanwege de ingevoerde conscriptie en de resterende 10.000 kregen een plek in de gardes d’honneur (eretroepen). De laatsten werden, vrijwillig of gedwongen, gerekruteerd uit de hogere standen.

Boze tongen beweren dat Napoleon al lang een komende nederlaag onder ogen zag en de jongens uit de hogere standen wilde inzetten omdat hij ze als gijzelaars kon gebruiken als de Fransen gedwongen werden de aftocht uit Nederland te blazen. De manschappen, ongehuwd en tussen de 19 en 30 jaar oud, moesten zich op eigen kosten kleden en zelf een paard meebrengen. Als beloning lag, na twaalf maanden trouwe dienst, bevordering tot 2de luitenant in het verschiet. De keizerlijke instructie, waarin dit allemaal was geregeld, ging op 13 april 1813 de deur uit.

Friesland moest tussen de 19 en 37 mannen aan de gardes d’honneur leveren. Het valt op dat meerdere jongens, die in Dantumadeel wonen of er nauwe banden mee hadden, uitgenodigd werden om aan deze onderneming mee te doen. De eerste die opgevoerd wordt is Samuel Hendrik Manger uit Veenwouden. Zijn vader, Daniël Gerdes Manger, is assessor bij het Landdrostambt van Friesland; Maire van de gemeente Veenwouden en Ontvanger van Belastingen. Zijn grootvader en naamgenoot doceerde, als professor, Oosterse talen aan de Academie van Franeker en het geslacht Manger bewoont enkele generaties de Schierstins. Bij zijn naam staat aangetekend dat Samuël niet goed in de slappe was zit maar dat hij wel stamt uit een aanzienlijke familie.

De tweede jongen die opgeroepen wordt is Godschalk Horatius van Knijff. De familie Van Knijff stelde zich altijd rebels op tegen de regenten en was daardoor in een financieel moeras geraakt. Hun basis werd noodgedwongen van Ferwerderadeel naar Dantumadeel verplaatst waar ze bij Driesum op Canterstate gingen wonen. Desondanks meenden de autoriteiten dat Godschalk stamde uit een aanzienlijke familie die nog steeds op de lijst van 500 hoogst aangeslagenen in de belasting stond. Godschalk studeerde in 1813 in Groningen.

De Bergsma’s lijken op de familie Van Knijff. Van oorsprong niet van adel wisten ze toch door te dringen binnen de grietman-elite. Beide families hebben hier hard voor moeten knokken en het is niet zo vreemd dat ze, eind 18de eeuw, actief zijn binnen de patriottische beweging. Coert Lambertus van Beyma, de patriottenleider in Friesland, was familie van Van Knijff en werkte nauw samen met Johannes Casparus Bergsma alhoewel de laatste uiteindelijk op zijn schreden terugkeerde en min of meer part werd van de zittende aristocratie.

Petrus Adrianus Bergsma (1794-1840) is een kleinzoon van de grietman van Dantumadeel. Zijn vader, Willem Cornelis Bergsma, stond klaar om de grootvader op te volgen maar de Franse Tijd strooide zand in de machine. De Bergsma’s hadden geld en bestuurlijke ervaring en pasten zich snel aan waardoor oom Jacob Johan Bergsma het bracht tot “conseil d’ préfecture”. Dit alles was genoeg reden om de jonge Petrus Adrianus in te lijven bij de “garde d’honneur.

Alhoewel zijn familie al enige tijd uit Dantumadeel vertrokken was zal de gardist Wilco Holdinga thoe Schwartzenberg en Hohenlandsberg (1793-1840) op de hoogte zijn geweest van zijn familiegeschiedenis. In het recente verleden, voor de Bergsma’s de macht claimden, woonde de familie Schwartzenberg in Rinsumageest en leverde ze meerdere grietmannen in Dantumadeel. Wilco stamt uit “een zeer aanzienlijk, oud-adellijke familie”. Hij werkt voor de prefectuur van de Boven IJssel maar verdient het, volgens de Fransen, lid te worden van de nieuwe garde.

Ten slotte staat ook Gerlacus Buma op de lijst van nieuwe gardisten. Hij draagt een mooie Latijnse naam maar in het Fries luistert hij ook naar de naam Gerke. Hij is advocaat; adjunct-maire van Leeuwarden en heeft een vermogen van minimaal 15.000 frank. Zijn broer Wiardus Willem Buma (1802-1873) trouwt in 1823 met Maria de With (1803-1878) die in Rinsumageest geboren is. Gerlacus is lid van dezelfde familie als de voormalig CDA-leider Sybrand Buma. De laatste is co-auteur van een boek over Gerlacus Buma dat eind 2018 verschenen is.

De leden van de garde onderscheidden zich onder meer door het hoofddeksel dat in Frankrijk werd besteld.

De afbeeldingen komen uit het publieke domein: uit Mr. W.F. Lichtenauer: De Nederlanders in Napoleon’s Garde d’Honneur, 1971 en https://1er-empire.com/fr/ventes-epoques/63-peinture-d-un-garde-d-honneur.html