De ruimtelijke ordening is een proces dat nooit stopt. Tot in de negende eeuw was het grondgebied van de huidige gemeente Dantumadeel vooral “woest en ledig” en op dit moment is elke vierkante centimeter belegd. De mens heeft in de loop van de eeuwen overal zijn stempel op gezet.

De terpen zijn het blijvend bewijs dat de kleistreken langs de kust eerder bewoond waren dan de zandgronden. Naarmate het wassende water op de kleigronden in toenemende mate voor problemen zorgde terwijl het aantal inwoners groeide, week een deel van hen uit naar de hoger gelegen Wouden. Uiteindelijk werd de hoge zandrug tussen Rinsumageest en Driesum een nieuwe bewoningsas en ontstonden de dorpen Akker-, Murmer-, Dantuma- en Wouterswoude.  In eerste instantie is het noordelijk deel, zeg maar het gebied tussen Dokkum en de zandrug, gekoloniseerd.

Een kenmerk van de Dokkumer Wouden is de opstrekkende verkaveling. Als een boer meer grond nodig had annexeerde hij dit in zuidelijke richting en voegde dit toe aan zijn areaal. Hierdoor ontstonden zeer langgerekte percelen. Op onderstaande kaart, gemaakt door Eekhof in 1847, is dit patroon goed te herkennen.

De percelen, waar een boerderij op stond, waren aanvankelijk  robuust want vrijwel iedere boer beschikte over minstens 20 hectare grond. In 1640 nam de overheid centraliserende maatregelen en kregen de voornaamste huizen stemrecht. In heel Dantumadeel trof dit lot 284 huizen. Zie de tabel beneden op deze pagina. Aangezien bij de “stemhebbende plaatsen” een minimale hoeveelheid grond behoorde kunnen we stellen dat, in de 17de eeuw, in deze grietenij plaats was voor bijna 300 boeren. Een 17de eeuwse boerderij kan niet vergeleken worden met een boerenbedrijf in de 21ste eeuw. De veestapel was relatief klein; het intensieve werk gebeurde, bij gebrek aan machines, vooral handmatig en een eindproduct als kaas en boter was altijd het resultaat van huisvlijt. Je kon je boer noemen als je een karn had.

In Dantumadeel werd maar een beperkt deel van de grond gebruikt voor de landbouw (veeteelt en akkerbouw) want het areaal beneden de Oaster- en Dwarsloane waren tot ver in de 17de eeuw  woeste gronden.

Dantumadeel is langzamerhand door kolonisten bewoonbaar gemaakt. Het begon in het noorden en vandaar "zakten" de kolonisten af naar de Hoge Zandrug. Veel later zijn De Falom, de Broek onder Akkerwoude en de Westereen klaar gemaakt voor bewoning.

Vanaf het eind van de 16de eeuw ontwikkelde op de plek van het huidige dorp De Falom een veenkolonie. Deze activiteiten vonden vooral plaats in de 17de eeuw. Gedurende de winning van het veen werden op de achtergebleven dalgronden nieuwe boerderijen gesticht en, na afronding van het proces is omstreeks 1770 het hele gebied opnieuw verkaveld.

De Falom was een hoogveengebied. Het gebied waar het huidige dorp Broeksterwoude ligt werd tot ongeveer 1800 gezien als “onland”. In het noordelijk gebied lag heide, in het noordwestelijk deel lagen bospercelen en het zuidelijk gebied (dat noordelijk van de Falomsterfeart lag) kan best omschreven worden als moeras met onder meer enkele meertjes. In dit gebied en de wijdere omgeving werd laagveen gevonden. Al voor 1800 vestigden zich veenbazen ten noorden van de Falomsterfeart en omstreeks 1800 gingen beroepsgenoten werken vanaf de Breedte (Hegewâl) bij De Falom. Langzaam ontstond er op de Broek onder Akkerwoude een nieuwe nederzetting. Vrijwel gelijktijdig koloniseerden anderen het heidegebied dat in de buurt van de latere Hayehoek lag. Voor de kolonisten was geen plek meer in de rest van de Dokkumer Wouden omdat de gronden daar allemaal bezet waren. Daarom weken de arbeiders en dagloners uit naar deze woeste gronden. Uiteindelijk lukte het de meest ondernemenden om een klein boerderijtje op te starten.

In dezelfde tijd kreeg het huidige Zwaagwesteinde steeds meer vorm. Tot in de 18de eeuw stonden er alleen maar enkele boerderijen langs de Foarwei en woonde niemand op de heide maar dat veranderde vanaf ongeveer 1790 in rap tempo. Ook het gebied rond Veenwouden was in deze tijd aan verandering onderhevig.

De Hale lag op de hoge zandrug maar was niet echt vruchtbaar. De doopsgezinde gemeente had er enkele boerderijen maar de pachters verdienden er weinig geld. Het inwonertal van Dantumadeel bleef groeien en veel arme mensen zochten en vonden een plekje “op de Hale”. Het heeft tot de tweede helft van de 20ste eeuw geduurd alvorens dit gebied een leefbaar aanzien kreeg.

We kunnen stellen dat de, in de middeleeuwen gestichte boerderijen, bestaanszekerheid boden. In de loop van de tijd veranderde dit omdat de omvang van de boerderijen geen vaststaand gegeven waren. Na het overlijden van de boer moest de boerderij verdeeld worden onder de erfgenamen. Vaak werd zo’n bedrijf in een groot aantal kavels verkocht waardoor het aaneengesloten karakter verloren ging en de grond versnipperde.

Door de groei van de bevolking stond de (agrarische) economie van Dantumadeel onder spanning. Er was dringend meer werkgelegenheid nodig. De Broek onder Akkerwoude en de Westereen boden deels een oplossing voor het woonprobleem maar nieuwe boerderijen werden amper gebouwd. Dantumadeel was in de 19de eeuw één van de armste gemeenten. Onder meer als gevolg van de agrarische crisis raakten de armenkassen leeg en werd het bedelen oogluikend toegestaan.

Vanaf de tweede helft van de 19de eeuw sloegen de boeren de handen inéén door waterschappen te stichten. In de polders die ontstonden kregen enkele nieuwe boeren de kans een nieuw bedrijf te ontwikkelen en bestaande boeren konden, door een betere waterbeheersing, hun landerijen efficiënter gebruiken.

Na de agrarische crisis, aan het eind van de 19de eeuw, maakte de agrarische sector een snelle ontwikkeling door. Er werd flink gesleuteld aan het bedrijfsmodel. Landarbeiders werden vervangen door machines. Kleine boeren misten de schaal om zulke investeringen te doen en konden op de lange termijn hun bedrijf niet rendabel maken. Als er niet snel iets gebeurde stond de boeren (en de dorpen) een koude sanering te wachten. Niet iedereen wilde dat onder ogen zien maar bij visionairs kwam steeds meer op het netvlies te staan dat een ruilverkavelingsproject onontkoombaar werd.